Van waar mijn hulp

Van waar mijn hulp

Ik las onlangs het boek Het geloof van mijn vader van Corien van Zweden (uitg. De Bezige Bij, 2024). Het boek heeft als ondertitel ‘God en de oorlog in drie generaties’. De schrijfster vertelt over het grote godsvertrouwen van haar grootvader en over de voortdurende intellectuele zoektocht van haar vader, die wil kunnen begrijpen hoe er een God kan zijn die al die verschrikkingen van de oorlog heeft laten gebeuren. De schrijfster zelf heeft theologie gestudeerd, maar waarom ze die studie heeft gekozen is ook haarzelf niet duidelijk. Niet lang nadat ze was afgestudeerd is het geloof van haar afgegleden.

Het boek gaat vooral over de levenslange worsteling van haar vader met het geloof, maar het begint met een verhaal waaruit het grote godsvertrouwen blijkt van de grootvader, de vader van haar vader. Het is in de familie een belangrijk verhaal, en in het boek wordt er op verschillende plekken op teruggegrepen.

Op een dag in 1944, als het gezin van de grootvader (Jaap) verenigd is rond de avondmaaltijd, wordt er aangebeld. Er stappen twee agenten naar binnen. Ze delen mee dat Jaap is gearresteerd. Hij besluit niet van de dagelijkse gang af te wijken. “De heren vinden het wel goed dat ik eerst de maaltijd beëindig met mijn gezin,’ laat hij hen weten. Hij eet daarna ogenschijnlijk in alle rust verder, en sluit de maaltijd zoals altijd af met Bijbellezing en gebed. In de Bijbel zoekt hij psalm 121 op:

Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar zal mijn hulp komen?

Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft.

Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.

Het boek citeert de psalm niet verder, maar het vervolg luidt, in de woorden van de (iets gemoderniseerde) Statenvertaling:

Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen.

De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw Schaduw, aan uw rechterhand.

De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.

De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.

De Heere zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid.

Daar aan tafel moet het lezen van juist deze psalm grote indruk hebben gemaakt, zeker ook op de oudere kinderen, onder wie de vader van de schrijfster. Hij was toen 15 jaar.

Alleen al over de eerste drie regels valt veel te zeggen en te overdenken. Ik wil enkele dingen noemen. Allereerst het contrast tussen de eerste en de tweede regel. Heeft de dichter meteen na zijn vraag beseft, waar uiteindelijk zijn hulp vandaan komt? Of heeft het gedicht lang moeten rijpen, voordat hij het zo kon opschrijven? En tot wie is de derde regel gericht? Zijn er meerdere stemmen? De vragen hoeven geen eenduidig antwoord, maar kunnen misschien wel helpen bij het overdenken van de psalm. Een belangrijk element is ook het besef van de grootheid van God (“Die hemel en aarde gemaakt heeft’) en tegelijk de nabijheid, als ‘Bewaarder’. En verderop lezen we: Uw ziel zal hij bewaren. Onze ziel, de essentie van wie we zijn en de bewaarplaats van wat ons ten diepste aangaat, van waar het uiteindelijk om gaat.

Hoe kunnen we dat vasthouden in deze tijd? En, als we het dreigen te verliezen, hoe vinden we dan de weg terug? De psalm legt het ons niet uit. Het toont zich, ook al blijft het ‘hoe en wat‘ daarachter geheim.

Het toont zich, als een stem, zachter dan gefluister, die ons oproept om te blijven vertrouwen op het goede, de Liefde zelf. Als een stille aanwezigheid waarin onze ziel rust kan vinden.

De grootvader van Corien van Zweden gaf er blijk van dat hij zelfs daar, in die benarde omstandigheden die rust wist te vinden. Met zijn hele optreden en met het lezen van de psalm getuigt hij van de moed om een onzekere toekomst tegemoet te gaan, in een vertrouwen dat boven het alledaagse uit gaat. Daarmee kan hij een inspirerend voorbeeld zijn, ook voor ons.

Geschreven door: ds. Jan van Belle, 17 mei 2024