Frevel en Steenbergen

Een markante predikante

Een markante predikante, ds. Agniet Frevel (1931 – 1960)

De eerste vrouwelijke predikanten in Nederland werden aangesteld in doopsgezinde en remonstrantse gemeenten. Al in 1926 werd in de Verenigde Christelijke Gemeente van Dokkum Fredrika Rappold beroepen. Zij hield het hier niet zolang vol, al in 1930 vertrok ze naar Alkmaar. Maar een vrouw in het ambt was de Dokkumers kennelijk goed bevallen, want zij kozen als haar opvolger opnieuw voor een vrouw ds. A.M.L. (Agniet) Frevel, (1898 – 1994). Zij werd in 1931 bevestigd en zou blijven tot 1960. Voordat Frevel naar Dokkum kwam was zij hulppredikante in de Remonstrantse Gemeente Rotterdam. Zij kwam naar Dokkum met haar vriendin Fem Steenbergen die de huishouding ging besturen in de pastorie op de Legeweg en tevens op meerdere vlakken in het gemeenteleven haar vriendin tot steun was. Frevel schijnt Fem wel eens plagerig de vrouw van de dominee te hebben genoemd. Voor zover bekend heeft nooit iemand in de gemeente hier aanstoot aan genomen, trouwens verder ook niemand in Dokkum.

Foto: Ds. Agniet Frevel en mej. Fem Steenbergen op de Suupmarkt in Dokkum.

Ds. Frevel was jong, energiek, erudiet, principieel en gedreven. Ze wilde haar ideeën  delen met (overdragen aan) de gemeente en met name aan de jeugd. Zij verzorgde en organiseerde lezingen waarin onderwerpen als pacifisme, socialisme, (anti-) kolonialisme en mystiek aan de orde kwamen. Voor de jeugd van 5 tot 12 jaar was er de zondagschool waar Fem Steenbergen de scepter zwaaide. Voor de 12 – 18 jarigen de catechisatie en voor oudere jeugd (tot ze gingen trouwen) de VCJK (Vrijzinnig Christelijke Jeugd Kring). Daarna konden de vrouwen naar de door haar voorgangster enkele jaren eerder opgerichte zusterkring (de Camphuysenkring).

Frevel breidde de bibliotheek uit. Op de bijeenkomsten van de VCJK en tijdens de catechisaties  probeerde zij de jeugd te interesseren voor kunst en grote denkers.  Erasmus, D.R. Camphuysen, Holbein, Rembrandt, Frederik van Eeden, P.J. Troelstra, Mahatma Gandhi kwamen aan de orde. De jongeren hoefden niet alleen maar te luisteren; op de bijeenkomsten van de VCJK kon ieder die dat wilde, zelf ook een favoriet boek bespreken of een voordracht houden over een door hem of haar bewonderd personage.

Frevel was consequent, ze was vegetariër (geen vlees, geen vis) en geheelonthoudster. Het laatste betekende voor de gemeente dat de avondmaalswijn geen alcohol mocht bevatten. Tot daar kreeg ze de kerkenraad vrijwel altijd achter haar voorstellen. Maar toen een kerkenraadslid opmerkte dat het gewoonte was om op koninginnedag bij de kerk de vlag te hijsen en Frevel vond dat dat niet kon (“wij komen hier bijeen ter ere van God en Jezus, niet ter ere van de koningin en de regering”, zo ongeveer motiveerde zij haar standpunt volgens de kerkenraadsnotulen) kwam er tweespalt. Er werd besloten om in het vervolg, bij elke gelegenheid waarvoor gevlagd zou kunnen worden, bij meerderheid van stemmen hierover te beslissen.

Vanaf het begin van de oorlog woonden in de pastorie twee halfjoodse tienermeisjes, één uit Berlijn en één uit Wenen, die voor de oorlog naar Nederland waren gevlucht. Zij gingen in Dokkum naar school. In 1943 werd in de pastorie een pakketje bezorgd met daarin de kleine Doortje (Evalina Stad), een joodse baby uit Amsterdam. Deze drie meisjes zijn de hele oorlog in de pastorie gebleven. Af en toe waren er voor kortere tijd ook andere onderduikers (o.a. joodse kinderen) voor wie een goed onderduikadres werd gezocht. Heel veel mensen in Dokkum wisten van de drie pleegdochters in de pastorie, maar ze zijn nooit verraden. Als er razzia’s aan zaten te komen werden de dames gewaarschuwd en dan lieten ze de meisjes even verdwijnen.

Na de oorlog maakten de twee oudsten hun middelbare schoolopleiding in Leeuwarden af en gingen het huis uit om te studeren. De ouders van Doortje kwamen niet terug. Zij mocht in Dokkum blijven bij mamma (Fem Steenbergen ) en tante Agniet. Ds. Frevel haar gezondheid was in die laatste oorlogsjaren jaren achteruit gegaan. Na een verblijf in Zwitserland ging ze weer aan het werk. In 1960 besloot ze om gezondheidsreden te stoppen. Zij verhuisden naar Lochem en Doortje die toen nog bij hun in huis was ging mee.