Mijn naaste collega in Amersfoort wist hoe hij de kinderen moest betrekken bij het pinksterfeest. Hij liet water branden! Nou ja, ook weer niet helemaal, maar toch…
In het doopvont goot hij op het water een beetje spiritus of olie en stak dat aan met een lucifer. De mensen in de kerk wisten dat niet en zagen het ook niet. De kinderen rondom het doopvont zagen duidelijk de vlammetjes die als het ware uit het doopvont omhoog kwamen. Met open mond stonden ze er naar te kijken. Brandend water.
Iemand heeft er eens een heel bijzondere foto van gemaakt. Op het juiste moment fotografeerde hij drie vlammetjes, los van elkaar. En dan ontkom je natuurlijk niet aan de gedachte van de Drie-enige-God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Maar met Pinksteren denk ik toch ook aan Petrus die op een plein in Jeruzalem een toespraak houdt en citeert uit het profetenboek Joël.
Ik zal mijn geest uitstorten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen, en jongeren zullen visioenen zien; zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.
Het boeiende aan die tekst vind ik dat Petrus die laatste zin niet in zijn pinksterpreek heeft gebruikt. Het is alsof hij bang is om weer een rel te veroorzaken als hij het over slaven en slavinnen gaat hebben. Als je bedenkt dat in die tijd, het begin van de christelijke jaartelling ongeveer negentig procent van de bevolking slaaf of slavin was, dan kan ik me wel indenken dat hij geen grote opstand wilde. Hij en zijn vrienden hadden immers vijftig dagen geleden Jezus aan het kruis zien hangen. Die was wel weer onder hen gekomen, maar anders, kwetsbaarder en opeens was hij weg. Petrus wil geen grote volksopstand meer, zoals toen bij Barabbas en Jezus die gekruisigd werden.
Petrus weet ook heel goed dat die geest van God niet zomaar iets is. Hij en zijn leerlingen zaten binnen, de deuren op slot, de ramen dicht, want je wist het maar nooit met die Romeinen.
Maar opeens begon het te stormen en het leek wel vuur. Ze stonden in vuur en vlam en ze gingen praten, allemaal in hun eigen dialect. En toen ze naar buiten gingen, naar al die mensen die gekomen waren voor het oogstfeest, hoorden mensen hen in hun eigen taal spreken. Niemand hoefde het te vertalen of met handen en voeten iets duidelijk te maken.
Iedereen was te verstaan, iedereen kon een ander begrijpen. Wat een rare gewaarwording was dat!
Zo staat het ongeveer in de bijbel beschreven, een verhaal over vuur en wind, over geestkracht en inspiratie, over nieuwe en andere taal en de verwondering daarover.
Want daar gaat het ook over. Over verwondering, over je mond die openvalt van verbazing omdat je een ander kunt verstaan en die ander jou.
Ik vergelijk dat wel eens met kerkdiensten in de streektaal. In Amsterdam is er ieder jaar een Grunninger Dainst, in een heel klein kerkje in de buurt van Groningen heb je tenminste eenmaal per jaar een Fryske Tjinst. In Drenthe en in Overijssel heb je diensten in het Saksisch. In het zuiden preekt de kerkelijk werker in het Limburgs waar ik niets van begrijp, maar waar de Limburgers elkaar in kennen en herkennen. Mensen verstaan elkaar daar en putten daar troost uit, maar ook hoop en geestkracht om de wereld aan te kunnen.
Met Pinksteren vallen grenzen weg, ook en vooral taalgrenzen. Pinksteren is het feest van de geest die mensen aanspoort om elkaar te leren verstaan. Dat is soms heel eenvoudig, maar dat kan soms ook heel lastig zijn want wil jij die ander wel verstaan? Ben je bereid om die ander toe te laten in jouw leef- en denkwereld? Of sluit je je daarvoor af en sluit je jezelf op zoals Petrus en zijn vrienden die de ramen en de deuren hadden gesloten om vooral niet gezien en gehoord te worden?
Maar hoe goed je je best ook doet, Pinksteren leert mij dat het je niet lukt om je te blijven verbergen voor anderen. Het lukt je niet om je voor de kracht van die geest te verstoppen. Want opeens… is er iemand die jouw taal spreekt, opeens is er eens iemand die je vraagt; wat ben je toch de hele dag en avond aan het doen? Kom mee, we gaan even naar buiten een ommetje en een praatje maken.
En je kunt geen nee meer zeggen. De geest/Geest komt over je en je moet wel meedoen.
En als je dan eens water ziet branden, bedenk dan dat de spiritus die dat mogelijk maakt niets of niemand minder is dan de spiritus sanctus.
Geschreven door: Berend Borger, predikant in de Remonstrantse Gemeente Groningen