Geschiedenis van onze kerk

De Verenigde Christelijke Gemeente in Dokkum werd opgericht in 1798. Aanleiding voor het ontstaan van de gemeente was het besluit van de Algemene Vergadering van de Remonstrantse Broederschap op 11 juni 1796 om alle protestantse kerkgenootschappen in Nederland uit te nodigen om zich te verenigen op grondslag van het gemeenschappelijk geloof in Jezus Christus.

Doopsgezinde gemeente

De doopsgezinde gemeente in Dokkum is waarschijnlijk in 1551 ontstaan met de komst van de uit Emden afkomstige Oudste Leenert Bouwes. Tot 1580 was de Rooms Katholieke godsdienst de enige religie die was toegestaan en werden alle protestanten vervolgd. Daarna werd de hervormde of gereformeerde, zoals die toen werd genoemd, religie de overheersende. Privé mocht toen ieder zijn eigen godsdienst belijden, maar de vrijheid om dat in het openbaar te doen en een eigen kerkgebouw te stichten had men niet, zoals blijkt uit de ordonnantie, die Willem van Oranje op 4 april 1581 in Harlingen had uitgevaardigd: Geen exercitie van eenighe andere religie binnen desen lande ghedaen ofte gebruickt sal worden dan van de Ghereformeerde.

De doopsgezinden mochten lange tijd geen eigen kerk en geen eigen predikant of leraar hebben, maar zolang zij zich daaraan hielden, maakte het voor die tijd tolerante stadsbestuur van Dokkum het hen niet al te lastig. Pas rond 1640 kregen zij een kerk of “vermaning”aan de Legeweg.

Op zondagen werd daar gepreekt door daarvoor bekwaam geachte broeders, die daarvoor tot 1750 niet werden betaald. Soms kreeg men hulp van remonstrantse proponenten, zoals blijkt uit een instructie van de hand van prof. Van Limborch uit 1704 aan de proponenten der Remonstrantse Broederschap die naer Vrieslandt gaen. De eerste eigen predikant kreeg de doopsgezinde gemeente van Dokkum pas in 1760.

Remonstranse gemeente

De eerste grote scheuring in de hervormde kerk vond plaats in 1619 op de synode van Dordrecht, toen de aanhangers van prof. Gomarus, de “preciezen”, de aanhangers van prof. Arminius, de “rekkelijken”, de kerk uitzetten. Deze laatste groep zou voortaan de geschiedenis ingaan als “Remonstranten”. In Dokkum waren in die tijd twee hervormde predikanten, die beiden aan de kant van de remonstranten stonden. Zij weigerden het Dordtse formulier te tekenen en werden uit hun ambt gezet. Openbare godsdienstoefeningen van remonstranten werden verboden. Het Dokkumer stadsbestuur bestond gelukkig niet uit scherpslijpers. Het liet oogluikend toe dat de remonstranten bijeenkwamen in een gebouw aan de Oranjewal. In Dokkum verbleven in die tijd ook verschillende bekende, elders in het land vervolgde remonstrantse predikanten. De hervormde classis, de kerkenraad van Dokkum en de Provinciale Synode waren echter minder tolerant. Zij probeerden het stadsbestuur ertoe te bewegen om volgens ampt en plicht voortaen tegen dese soo schadelijcke factie der Remonstranten te waken ende niet alleen in ’t gemeen bij alle mogelijke middelen de conventiculen derselve te stuiten, keren ende weren, maar oock in het bijsonder haere vergaderplaets. De Dokkumer magistraat liet de remonstranten echter met rust zolang zij maar geen eigen predikant aanstelden. Het duurde tot 1716 voordat de remonstranten het waagden om in Dokkum een eigen predikant te beroepen.

Verenigde Christelijke Gemeente

De verhouding tussen doopsgezinden en remonstranten was goed. Beide gemeenten hadden te kampen met vergelijkbare problemen. Zij hielpen elkaar om daarvoor oplossingen te vinden. In de loop van de 18de eeuw ontstond er een steeds nauwere samenwerking. Toen in 1796 de Remonstrantse Broederschap alle protestantse kerken in Nederland uitnodigde om zich te verenigen, waren de geesten daarvoor in Nederland nog niet rijp. Alleen in Dokkum was men bereid om te gaan praten. Aan het rijpen der geesten in Dokkum heeft o.a. bijgedragen het in 1778 opgerichte Dokkumer leesgezelschap “Ledige Uren Nuttig Besteed (LUNB)” , waarvan vrijwel alle mannelijke predikanten van de latere gemeente lid zijn geweest (2). Men ontwierp een concept overeenkomst, waarin werd bepaald dat de verenigde gemeente geen andere naam zou voeren dan Christelijke. Ten aanzien van de doop werd bepaald dat de onderscheidene gevoelens omtrent de bejaarden en kinderdoop, welke toegediend zal moeten worden naar de begrippen van hen, die zelf gedoopt willen worden of hun kinderen begeren te laten dopen. Zowel de doopsgezinden als de remonstranten gingen akkoord met deze overeenkomst. Daarmee was de vereniging tot stand gekomen op basis van verdraagzaamheid van elkanders kerkelijk verleden in de geest van Christus. Beide partijen konden het religieus eigene behouden.

De gemeente is altijd lid gebleven van de Remonstrantse Broederschap. Toen de Doopsgezinde Sociëteit in de gaten kreeg dat de predikant volgens het contract naast volwassenen ook kinderen moest dopen, kon de nieuwe gemeente niet langer lid blijven van deze Sociëteit. Dat was in 1800. het duurde tot 1917 voordat de gemeente weer toetrad tot de Ring Dantumawoude van de Friese Doopsgezinde Sociëteit. Pas in 1976 liet de Algemene Doopsgezinde Sociëteit haar bezwaar vallen. Sindsdien is de gemeente ook daarvan weer lid.

In 1852 kwam er aan de Legeweg een nieuw kerkgebouw, ontworpen door de Leeuwarder architect Romein in neoclassicistische stijl. Het huidige orgel werd gebouwd door de Leeuwarder orgelbouwer Van Dam. Het werd in1863 ingebruik genomen.